Waarom Dutch Design in de haarvaten van onze cultuur zit
Volgens Wikipedia kun je Dutch Design het beste omschrijven als ‘minimalistisch, experimenteel, innovatief, onconventioneel en met gevoel voor humor’. Denk bijvoorbeeld aan de ietwat gekke, maar zeer functionele Rood-blauwe stoel van Gerrit Rietveld. Of de knotted chair van Marcel Wanders. Maar het gaat verder dan dat. Veel verder.
Het maakbaarheidsperspectief van Dutch Design
“We hebben land ontgonnen, kennen een voortdurende strijd tegen water: Nederland is bij uitstek een ontworpen land. Wij zijn doordrongen van het idee dat als je samen aan de slag gaat, je dingen kunt aanpakken en veranderen. Dat maakbaarheidsperspectief, dat is een groot onderdeel van Dutch Design.”
Aan het woord is Martijn Paulen, directeur van de Dutch Design Foundation en jarenlang de grote roerganger achter de Dutch Design Week. “Nederlandse ontwerpers die leggen zich niet neer bij een status quo. Nee, ze bevragen en stellen de vraag achter de vraag. Dat is een fundamentele aanpak.”
Dutch Design is daarmee exemplarisch voor de Nederlandse cultuur. Het zit in de haarvaten van ons land, zonder dat we dat zelf goed door hebben. En dat is niet alleen mooi en interessant, maar ook bijzonder.
“Dutch Design zit in de haarvaten van onze cultuur”
De benadering van onze ontwerpers is er eentje die uniek is in de wereld. In andere landen word je soms vreemd aangekeken als je een waarom-achtige vraag stelt: doe gewoon wat er gedaan moet worden en iedereen is blij, dat is dan de gedachte.
Maar dat is dus precies níet wat Nederlanders doen. Nee, wij gaan juist een uitdaging aan. Zo leven we bijvoorbeeld onder het waterpeil. Je zou kunnen zeggen: dat is wellicht wat onverstandig. Ga ergens anders heen. Maar wij Nederlanders denken: waarom? We kunnen toch vast bedenken om daar goed mee om te gaan? Om vervolgens een systeem te ontwikkelen om hier gewoon lekker en veilig te wonen.
Hout om te bouwen
Voorbeelden daarvan zijn er genoeg. Zo toonde In 2019 Studio Marco Vermeulen tijdens de Dutch Design Week bijvoorbeeld een gigantische houten installatie. Een omvangrijk project, waarbij zoveel mogelijk van houten materialen gebruik werd gemaakt. De insteek: hout slaat CO₂ op. Als we dus massaal huizen of andere gebouwen van hout ontwikkelen, dan dragen we bij aan een beter klimaat. Maar bouwen van hout was toen nog niet echt een onderwerp van gesprek in het hele vraagstuk rondom CO₂. “Marco bouwde in feite eigenlijk een soort van prototype, een proof-of-concept”, verduidelijkt Paulen. “Hij liet zien dat het anders kon.”
Het effect van Vermeulens’ ‘BioBase Camp’ laat zich raden. Niet alleen het aanwezige publiek was enthousiast, maar ook beleidsmakers en media doken erop. Zo maakte een publieke omroep een uitgebreide documentaire over het fenomeen ‘bouwen met hout’ en werden er zelfs Kamervragen gesteld: hoe kunnen we dat bouwen met hout gaan versnellen?
“Het uitgangspunt van Dutch Design is veranderd”, gaat de directeur verder. “Vroeger ontwierp iemand iets en liet het dan zien. Nu is het: ‘luister, ik heb creatieve vermogens, hoe kan ik daar de wereld mee verder helpen? Het startpunt is, kortom, niet meer eigen drang, maar juist het vraagstuk wat op tafel ligt.”
Als je een auto zoekt die moet rijden op zonne-energie, dan bel je de Nederlanders.
Auto op zonne-energie
En dat hoeft helemaal niet per se ‘mooi’ te zijn. Al mag dat natuurlijk wel. Of zoals Paulen het metaforisch stelt: “Als je een auto wil ontwerpen die er mooi uitziet, dan kom je niet per se in Nederland uit, misschien eerder in Italië. Maar als je een auto zoekt die moet rijden op zonne-energie, dan bel je de Nederlanders.“
Sowieso is het woord ‘design’ voer voor discussie. Paulen: ”Vroeger werden ontwerpers vaak gevraagd om iets ‘een mooi randje’ te geven. Maar echte ontwerpers stellen de vraag: wie gaat dit gebruiken en wanneer? Die zetten de gebruiker centraal.”
Het Nederlandse ontwerponderwijs is van hoge kwaliteit en zeer populair. Neem de Design Academy in Eindhoven, dat tegenwoordig meer buitenlandse dan Nederlandse studenten kent. “Dat zegt dus heel veel over waar jonge creatieven het liefst hun inzichten vandaan halen. Onze brutale aanpak wordt gewaardeerd. Het feit dat wij fundamentele vragen stellen bij een ontwerp, vinden ze heel interessant, in Milaan kijken ze naar wat Nederlandse ontwerpers doen. Nederland heeft echt veel ontwerpkracht en staat er in het buitenland heel goed op. Studenten komen hier graag.”
Een telefoonhoesje maar dan anders
Een van de succesverhalen uit Eindhoven is de start-up Hable One. Een groepje studenten van de TU ontwikkelden een bijzonder telefoonhoesje, gericht op mensen met een visuele beperking. Blinden en slechtzienden zijn vooral spraakgestuurde applicaties en tools gewend, maar die hebben als nadeel dat ze nogal een gebrek aan privacy opleveren: iedereen kan meeluisteren.
En dus stelden een paar jonge bollebozen zich de vraag: kun je iets ontwerpen waardoor een smartphone meer werkt zoals dat voor mensen zónder visuele beperking werkt? En dus bedachten ze een innovatief brailletoetsenbordje, geïntegreerd in een telefoonhoesje. De brailletekst wordt automatisch omgezet naar standaardtekst, zodat blinden ook gewoon berichtjes kunnen sturen.
Resultaat: het ontwerp is nu onderdeel van een start-up en onlangs op een grote conferentie zat Stevie Wonder heel enthousiast te chatten via het hoesje.
En dat kent tegenwoordig ook tractie bij overheden. In het recente Nederlandse coalitie-akkoord wordt Nederlandse ontwerpkracht zelfs specifiek genoemd. Het kabinet wil samen met de creatieve industrie optrekken om de grote maatschappelijke uitdagingen van nu aan te gaan.
“De vraagstukken zijn complex en voortdurend in beweging. Het Nederlandse poldermodel waarbij je de juiste mensen betrekt in processen is, in de ontwerpindustrie heel interessant en relevant geworden”, besluit Paulen. “Ons ontwerpend vermogen inzetten om vraagstukken nieuw perspectief te bieden, dat is nou precies waarom Dutch Design zo belangrijk is.”